Rasbeschrijving Klein-Rex

1. Het gewicht is van 1,70 tot 2,75 kg.
Puntenschaal voor het gewicht:
Gew. (kg)  1,70 - 1,80         >1,8 - 2,00         >2,00 - 2,75
Punten             8                          9                       10

2. Type, bouw en stelling
Het lichaam is gedrongen met goede brede schouders en achterhand. De benen zijn recht, stevig en niet lang met korte, gesloten voorvoeten. Het ras is middelhoog gesteld. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel. Door de kortere pels komen de contouren sterker tot uiting. De staart wordt nauwsluitend tegen het midden van de achterhand gedragen. De kop is krachtig ontwikkeld met breed voorhoofd, brede snuit en goed ontwikkelde kaken en wangen. De oorlengte is 7 – 10 cm, ideaal is 8,5 - 9,5 cm. De oren worden V-vormig gedragen, zijn goed afgerond zonder vouwen of plooien en goed behaard. Het geheel in harmonie met het lichaam.


3. Pels: structuur en conditie
De zeer fijne rechte dek- en grannenharen zijn sterk verkort en van een fijne structuur. Ze zijn elastisch en even lang als het onderhaar, waardoor het schijnt alsof het dier geschoren is. Door de bijzondere dichtheid van het onderhaar slaan deze dek- en grannenharen bij het terugstrijken niet direct in hun oorspronkelijke stand terug, maar blijven hierdoor vrijwel in verticale houding staan. De pels voelt fluweelachtig aan en is volkomen gelijkmatig. De snorharen zijn meestal gekruld. Hoe gladder de nekbeharing, des te beter de haarstructuur op de overige lichaamsdelen.


4. Pels: dichtheid en lengte
De pelswaarde van de kortharige rassen wordt op gelijke wijze beoordeeld als die van de normaalhaarrassen, vanzelfsprekend met in achtneming van de bijzondere raseigenschappen. Het haar staat bijna loodrecht op de huid. De pels is mede dankzij het zeer rijke onderhaar zeer dicht en volkomen gelijkmatig. Niet echter de haarlengte maar de zeer dichte inplanting en het zeer rijke onderhaar geven de doorslag bij de waardebepaling. De pels heeft een lengte van ongeveer 18 mm.


5. Dek- en buikkleur   

Castor  (met konijngrijsfactor) is voorlopig erkend. De warm roodbruine dekkleur wordt gevormd door de rossigrode dekharen die zwart getopt zijn (ticking). De roodbruine tussenkleur schijnt door de zwartgetopte dekharen heen. De intensiteit (zwartheid) van de dekkleur wordt bepaald door de hoeveelheid van haren in combinatie met de lengte van de zwarte haartoppen. Hoe dichter en voller de pels hoe donkerder het dier. Hiermee dient bij de beoordeling rekening gehouden te worden. De dekkleur is fraai regelmatig en dient zich zover mogelijk uit te strekken op rug, kop, oren, borst, benen, zijden en bovenzijde staart. Ook de voorbenen hebben dezelfde kleur en zijn vrij van lichte nuancering. Dezelfde delen welke bij konijngrijs wit zijn, zijn bij castor met konijngrijsfactor bij voorkeur wit, tot licht roomkleurig. De triangel is roodbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn zwart, behalve die in het wildkleurige gedeelte van de kaakrand staan. Deze hebben de kleur van de kaakrand. De buikkleur is bij voorkeur wit. Een egale lichte roomkleur is toegestaan in verband met de aanwezige roodfactoren. De warme roodbruine dekkleur welke een nuance donkerder is dan bij haaskleur, speelt een belangrijke rol bij de beoordeling.

6. Grond- en tussenkleur
Castor is voorlopig erkend. De dekkleur gaat over na ongeveer 2 a 3 mm over in een krachtige roodbruine tussenkleur welke scherp begrensd is en een breedte heeft van circa 1/3 van de haarlengte. De grondkleur van het dek is diepblauw en heeft een breedte van circa 2/3 van de haarlengte. De grondkleur aan de buik is blauw en zo intens mogelijk, maar minder intens als bij een normaalharig konijngrijs dier.


7. Lichaamsconditie en verzorging
Zie het algemene gedeelte.